In een interview met journalist Irene van der Linde vergelijk ik het vele solliciteren en vervolgens keer op keer afgewezen worden door werkgevers, met falen in de liefde.
Eén keer afgewezen worden is niet erg, maar als je tien keer, honderd keer wordt afgewezen ga je aan jezelf twijfelen.
Ik ga tevens in op de boodschap die impliciet maar ook meer expliciet verkondigd lijkt te worden in de politiek en bredere samenleving, namelijk dat werklozen niet willen werken, en dat uitkeringsgerechtigden dus verplicht moeten worden onbetaald te werken. Kunnen ze mooi een werkritme opdoen en vaardigheden aanleren voor op de werkvloer. Een vernederende ervaring als je na trouwe dienstjaren op je vijftigste wegens reorganisatie uit het bedrijf wordt gekieperd. Uit mijn promotieonderzoek blijkt dat mensen die langdurig werkloos zijn vaak júist over een arbeidsmoraal beschikken. Zij hebben veelal het gevoel zich te moeten verdedigen tegen de (vermeende) kritiek dat zij ongemotiveerd en profiteurs zouden zijn. Bovendien: werklozen die op de bank zitten met een biertje te wachten tot hun uitkering wordt gestort, veroordelen zij net zo goed.
In het artikel doe ik een oproep de begrippen geluk en pech vaker in discussies over werkloosheid terug te laten komen:
Het is crisis, er zijn bezuinigingen, dus werkloosheid, dat kan gebeuren. In de ogen van anderen zien werklozen hun werkloosheid vaak als mislukking. De retoriek van nu is neoliberaal. Het is je eigen schuld, je eigen verantwoordelijkheid. Maar bij werkloosheid speelt ook een dosis pech. Geluk en pech zou ik meer in het discours willen horen.
Citaten: ‘Ik ging mijn vrienden mijden’, Irene van der Linde in De groene Amsterdammer, 12 september 2013
Over kritiek waarmee werklozen naar eigen zeggen te maken krijgen, heb ik samen met Linda Prast eerder een stuk geschreven voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken: ‘Ik ben tenminste nog een roker’: de gevolgen van werkloosheid voor het zelfrespect van mensen’ (2012)
Twee straten is het bij me vandaan. Pakweg 15 huizen, nog geen 200 meter. Het leuk ontworpen (echt!) blokje woningen van een jaar of 7 oud, met per woning 2 auto’s voor de deur van eveneens nog geen 7 jaar oud, net als de woningen glimmend van nieuwigheid en behaagzucht. Ik weet ‘t: ook in deze woningen is leed. Het kan niet anders. Ik herinner ‘t me nog, uit de inmiddels langvervlogen tijd dat mijn vrouw en ik zelf tweeverdieners waren; het voortdurende gevoel van haast, tijd tekort om alles goed te doen, het gevoel je kind de hele dag niet te hebben kunnen zien, en met een beetje geluk nog net een nachtzoen te kunnen geven terwijl ‘ie wakker is. Dat, wat je zelf juist anders wilde doen dan je eigen vader.
Terwijl bij de laatste woningen het laatste licht in huis uitgaat, loop ik er langs, met mijn hond, het hoofd gebogen. Neerwaarts. Down. Ik heb (een beetje maar hoor) last van het Down-syndroom, al wil ik dat niet laten zien. Als nu een van hen in z’n auto nog aan zou komen jakkeren, snel naar huis en naar bed in het altijd jachtige bestaan, zou ik niet aan de kant springen, maar met hond, midden op straat blijven lopen. Ze wachten maar, ze gaan maar voor mij aan de kant. Ik ben net zo veel waard, nee, meer nog voor deze samenleving (dankzij al mijn vrijwilligerswerk), dan zij. En als ze niet willen remmen, dan knallen ze maar tegen me aan.
Gelukkig komt ‘t niet zover. Er rijdt deze avond niemand gehaast de straat in of uit terwijl ik er loop, met mijn hond.
Die hond behelst een daad van stil verzet. Ik betaal namelijk geen hondenbelasting tot op heden voor ‘t beestje. De gemeente weet immers niet, dat ik ‘m heb. Ik verricht nu al vele jaren onbetaald vrijwilligerswerk ten gunste van de wijk waarin ik woon en dankzij mijn vrijwilligerswerk en dat van enkele medestrijders, heeft de gemeente een megalomaan bouwplan in de ijskast gezet en uiteindelijk geschrapt – iets wat deze stad vele miljoenen, zo niet tientallen miljoenen euro’s aan verliezen heeft bespaard. Een bedankje heb ik daarvoor van niemand niet ontvangen, ook niet een kaartje of briefje met: “je had gelijk, dank voor je scherpe inzichten en dat je de energie en tijd ervoor over had, om onze megalomane plannen te durven aanvechten”.
Maar laat ik het daar niet over hebben, dat is verleden tijd. De tijd waarin ik nog successen behaalde en waarin ik bovendien werk had. Nee, de huidige tijd is geheel anders, mijn werkzaamheden zijn beperkt tot vrijwilligerswerk, volgens arbeidsmarktadviseurs de opmaat naar een baan, en de manier om in een arbeidsritme te blijven, voor werkzoekenden zoals ik (voor wie UWV en sociale dienst sowieso al niets kunnen doen omdat ik tot de categorie van oud-ondernemers behoor). Ze praten duidelijk niet uit eigen ervaring, want vrijwilligerswerk kent heel andere arbeidstijden dan een reguliere baan: het stopt nooit, gaat altijd maar door – net als het huishouden. En daarnaast laat je door vrijwilligerswerk zien, dat je genoegen kunt nemen met iets wat lager staat in status en beloning – net als huishoudelijk werk. Nooit zal dat in je voordeel werken, als je een functie zoekt voor een hoger opgeleide met verantwoordelijkheid – omdat je dat nu eenmaal voor je werkloos werd, had – en omdat je daarvoor ook de kwaliteiten hebt. Na honderden sollicitaties is me dit wel duidelijk.
Ik laat tegenwoordig gemiddeld 2 keer daags de hond uit, en besteed aan de hond per dag in totaal meer dan een uur. Dat hond uitlaten vraagt een behoorlijke concentratie, aangezien er overal zwerfafval ligt en de hond daarvoor zeer gevoelig is. Ook het verkeer vraagt aandacht, evenals andere honden die we tegenkomen. De uitlaat-tijd is dus tijd, die echt beslag legt op mijn aandacht. Toen ik nog werkte, betaalde men voor mijn inzet meer dan 100 euro per uur. Plus btw.
Dure hobby dan, de hond uitlaten. 1 uur de hond uitlaten kost meer dan een jaar hondenbelasting, waarvoor ik nu eigenlijk het geld niet heb.
Het is maar 1 voorbeeld, ik kan er zo nog vele noemen en wanneer ik nog meer van dit soort blogjes zal schrijven, zal dat ook zeker gebeuren.
De willekeur van de economie en van het leven wordt me geregeld teveel. Er is geen goede reden waarom deze mensen, deze tweeverdieners, gezegend zijn met een vermoedelijk redelijk zinvolle en bevredigende dagbesteding en een meer dan voldoende inkomen om ruimschoots van te leven, en ik niet. Ik durf te wedden dat de meeste van deze mensen niet meer dan een HBO-opleiding hebben, velen hebben vermoedelijk zelfs een MBO-opleiding. Ik behoor tot de minderheid in deze wijk die academisch is opgeleid. Sterker nog, ik behoor binnen de groep academisch geschoolden ook nog eens tot de betere studenten, met de hoogste IQ’s. Steeds vaker ervaar ik dat als een nadeel. Onze maatschappij is ingesteld op, rondom en vanuit gemiddelden. Als je sneller denkt dan anderen, heb je daar vaak alleen maar last van: het uitspreken van je gedachten levert je vooral onbegrip op, je zal je formulering moeten aanpassen, zodanig dat ook mensen die niet 3 stappen, maar slechts 1 stap vooruit denken, je redenering kunnen volgen. Daardoor kom jezelf niet uit de verf. En mede daardoor zijn er in deze regio van het land nauwelijks banen voor mensen zoals ik. Ik ben vaak overgekwalificeerd.
Niet alleen mijn leven dreigt in stilte en inproductiviteit verloren te gaan, maar uiteraard, in NL en zeker in Europa en zelfs heel de wereld zijn er vele, vele inproductieve werkloze, capabele mensen zoals ik. Die door de bank genomen, dus gemiddeld gezien, vermoedelijk net zo capabel zijn als de lucky ones, die wel werk hebben. Net zo capabel, want zeg nou zelf: hoe groot is de kans, dat al die mensen, gemiddeld genomen, minder capabel zouden zijn, louter statistisch gezien? Of dat ze juist meer capabel zouden zijn? Of dat ze gemiddeld genomen even capabel zouden zijn? Juist, de kans op het laatste is verreweg het grootst.
Het is kortom gewoon een kwestie van dom geluk, of domme pech, of je nog werk hebt, of niet.
Ik weet ‘t. Ik heb dit mezelf al zo vaak voorgehouden. Maar intussen, en vooral als ik met m’n hond, strak aangelijnd als duo door dit ene straatje loop, ‘s avonds laat …. tussen die strakke nieuwbouw-woningen met het duo aan strakgelijnde auto’s voor de deur, dan… dan krijg ik weer dat down-syndroom.
Jaloers. Je gelooft het niet, maar ja, ik kan inmiddels jaloezie voelen op die gewone burgertypes. En ik, ja ik, de man die dacht bergen te kunnen verzetten en die ook veel bereikt heeft en eervolle nominaties kreeg als voorbeeldige ondernemer… die tientallen jongeren en volwassenen aan werk heeft geholpen en die werkgelegenheid cre-eerde door nieuwe diensten te bedenken voor laaggeschoolden met maatschappelijke meerwaarde… ik voel me een mislukkeling. En ik begin, inmiddels is het 3 jaar, te denken dat het zo MOET zijn. Dat dit mijn lot is, mijn straf, mijn karma.
Waarom gaan we niet en masse over naar een 32-urige werkweek, in combinatie met belasting- en premieverlaging (wat kan omdat er veel minder uitkeringen moeten worden betaald en UWV en sociale diensten fors kunnen worden gesaneerd). Waarom organiseren we dat niet in dit land?
Veel dank voor dit indringende, prachtig geschreven, verhaal. Ik ben het volledig met u eens dat onbetaald werk wordt ondergewaardeerd en constructief moet worden nagedacht over wat aan het werkloosheidsprobleem kan worden gedaan, met erkenning en respect voor de onwenselijke situatie en zonder te vervallen in veroordelende terminologie en vernederende praktijken.